Parijs

Parijs (een overpeinzing)

Begin jaren tachtig stonden mijn geliefde en ik op het dak van een hoog gebouw en keken uit over het oude centrum van Parijs. Het was laat in de middag en we hadden een zeer leuke maar uiterst vermoeiende dag achter de rug. De indrukken die we hadden opgedaan wervelden nog na in onze hoofden. We hadden zoveel prachtigs gezien! Monumentale gebouwen, imposante kerken en mooie bruggen.
De Sacre Coeur had de meeste indruk op mijn geliefde gemaakt: als ze al geen devoot katholiek meisje was geweest, dan was ze het daar ter plekke geworden. Over die stad keken we uit.
Beiden voelden we de grandeur die elke straat en steeg vulde. We keken elkaar aan en zonder iets te zeggen wisten we het: ooit zouden wij in deze stad gaan wonen. Niet voor een paar dagen als een stel ordinaire toeristen, nee, we zouden Parijs voor langere tijd, een paar maanden of misschien jaren, ons thuis gaan noemen. Ooit.

Nadat we de stad hadden verlaten (we waren er maar een dag geweest) begonnen we ons toekomstig bestaan in Parijs al vorm te geven. Met een vertederende naïviteit zagen we onszelf een romantisch huisje in de kunstenaarswijk Montmartre huren. We zouden leven van het geld dat we verdienden met schilderen en schrijven. Mijn geliefde zou op de Place du Tertre portretten van toeristen schilderen, en zeg nu zelf: wie zou nou niet door zo’n lief en bloedmooi meisje vereeuwigd willen worden? Kapitalen zou ze verdienen. Zelf zou ik in cafés en restaurants mijn gedichten en verhalen voordragen en proberen te verkopen. (Dat ik geen woord Frans sprak zagen we niet als een onoverkomelijk probleem). Dat was onze droom. En die droom zou werkelijkheid worden. Ooit.

Al snel werd de droom verdrongen door de realiteit van alledag. Carrières doemden op, snelle motoren en kleine Japanse auto’s werden vervangen door dikke Volvo’s. Een dochter werd grootgebracht, met in haar kielzog een haast oneindige stroom huisdieren. Een gewoon, alledaags gezin compleet met het geluk en verdriet wat daarbij hoort. We waren tevreden met elkaar en ons leven.
Maar op de achtergrond was daar altijd Parijs. Vele avonden, als we samen op de bank zaten, kwam de stad ter sprake. We waren onze droom niet vergeten. Integendeel: hij doemde weer steeds sterker op. Als onze kleine meid het huis uit was, dan zou het eindelijk gaan gebeuren! De stad had ondertussen mythische vormen aangenomen. Parijs was in onze droom uitgegroeid tot een super Disneyland: het was er altijd lente en de vrolijke en lieve Parijzenaars hielden nog steeds een huisje voor ons vrij. We zouden gaan. Ooit.

Maar “ooit” verdween voorgoed. De tijd haalde mijn geliefde in en onze droom werd mijn herinnering. Vaak moest ik nog aan Parijs denken en fantaseerde dan ons leven daar. Ook in mijn eenzame fantasie bleef het een heerlijke sprookjesstad met ons als Doornroosje en De Prins. Maar de eerste grote krassen op dit beeld verschenen door de aanslagen op de redactie van het blad Charlie Hebdo en de supermarkt. Natuurlijk waren er in de voorgaande jaren regelmatig aanslagen en dramatische ongelukken in Parijs, maar nog nooit hadden die invloed gehad op ons en mijn beeld van de stad. Die bleef onveranderd feeëriek. Waarom deze aanslagen mijn beeld van Parijs begonnen te beïnvloeden weet ik niet, maar ze maakten een enorme indruk op me. Net als de aanslagen die volgden.

Binnen een jaar was Parijs voor mij veranderd van een schitterend sprookjesbos in een triest en troosteloos oord. Een stad waar ik niet meer zou willen wonen.

2019 © Peter Weijenberg

2019-01-16T14:28:48+00:00 donderdag, 10 januari 2019|Categories: Alle verhalen, Verontrustende verhalen|Tags: |